Niets doen is tijd waarin je nergens mee bezig bent. Niets doen is functioneel lui zijn. En dat hebben we soms hard nodig.
We MOETEN ontspannen
Om een volgend jaar weer te kunnen produceren laten moestuiniers de grond een tijd braakliggen. De grond krijgt zo de tijd om te herstellen. Dat voorkomt roofbouw en uitputting.
Het is een mooie metafoor voor niks doen. Hoe nutteloos niks doen ook voelt, wij hebben net als grond hersteltijd nodig. De tijd om op te laden. Om daarna weer energie, kracht en creativiteit te hebben voor wat moet.
Niks doen, actief bijtanken
Om productief te blijven doe je er goed aan dat bijtanken structureel te plannen. Het is geen kwestie van het jezelf gunnen, het is een kwestie van zorg. Zorg voor jezelf in de eerste plaats en zorg voor je omgeving.
En nee, je hoeft geen argumenten te zoeken om jezelf te verdedigen. Want ook al doe jij even niks, je brein is altijd bezig.
Vergelijkingen gaan mank
Vergelijk niksen niet met uitstelgedrag, want dat is ongepland. Bewust niks doen zet je in je agenda.
Vergelijk niksen ook niet met mindfulness, want niksen is volkomen doelloos. Je hoeft dus zelfs niet je best te doen om in het moment te blijven.
Durf lui te zijn
Rust, ontspanning, wat voor je uit staren of wandelen naar nergens doen wonderen. Kortom doe je smartphone uit en durf lui te zijn.
“Ons” niks doen een begrip in de wereld
Waren enkele jaren terug de Deense en Zweedse levensstijl Hygge en Lagom populair. Nu krijgt ons Nederlandse Niksen alle aandacht in de pers. Ja jij wist het misschien ook niet, maar het is typerend voor onze lifestyle. Grote onzin, maar internationaal halen we de pers.
Zo kopt Time met de tekst Niksen Is the Dutch Lifestyle Concept of Doing Nothing—And You’re About to See It Everywhere.
Een Nederlands boek met Niksen in de titel heb ik nog niet gevonden. Wel een boek van Alan Lightman, In Praise of Wasting Time. De gepensioneerde Amerikaanse professor roept daarin op meer tijd te verspillen. Maar dat staat weer los van ons Niksen.
foto: Gratisography
metafoor: Bonnie Tsui, The New York Times